in de resten van ons schip blijven we liggen
je lichaam in de houtskool over het mijne gestrekt
ik wil je verbrande schouders onder mijn palmen voelen
het angstzweet in je oorschelpen proeven
mijn tong onder de afgekloven randen van je nagels
een blos op mijn kaken
terwijl je het zwart van mijn oogleden likt
op zoek naar zoetwater op je tong
en een blik die geen schipbreuk kent
ik wil je verschroeide haren als zand tussen mijn tanden
je blaren leegzuigen, je botten in mijn handen
de as hoopt zich op in mijn keel alsof ik iets zeggen wil
je wimpers verschrompeld en zacht op mijn wang
vaal spoelt het water over onze huid
tot je ellebogen vergroeien met mijn ribbenkast
je duimen over de splinters in mijn mondhoeken vegen
je nagels mijn tandvlees hebben opengereten
de as versmelt met mijn speeksel
ik spuug het niet uit
ik slik het niet door
tot het vel langs mijn ruggengraat rauw is
en ik mijn tanden in je lijf zal willen zetten
om je kapot te trekken
Tekst & Beeld: Merit Vessies